Carola de Groot, senior-econoom bij RaboResearch, volgt de Nederlandse woningmarkt en schrijft over de waarschijnlijk blijvende veranderende woningbehoefte van al die stedelijke thuiswerkers.
“Ik heb nooit ruim gewoond. Ook op dit moment niet. Met manlief en drie kleine jochies moeten we het doen met 83 vierkante meter. Dat was nooit een heel groot probleem, totdat de coronacrisis aanbrak en onze slaapkamer ook onze gezamenlijke werkplek werd. Naarmate de coronacrisis vorderde, steeg onze woonstress tot grote hoogte. En gelukkig is het einde in zicht. Want over twee weken krijgen wij de sleutel van ons nieuwe huis met die felbegeerde werkkamer.
Onze beslissing past bij een bredere trend. Want sinds de coronapandemie zijn huizenzoekers vaker op zoek naar een woonhuis met een extra kamer. En er is gegronde reden om aan te nemen dat die herwaardering voor een ruimer huis blijvend is, in ieder geval onder thuiswerkers. Want het thuiswerken is niet langer een incidenteel dagje hier of daar, maar een blijvertje, zo verwacht de helft van de 25 grootste bedrijven in Nederland. Thuiswerkers zelf verwachten dit ook.
Structureel fulltime of parttime thuiswerken vergt meer dan alleen een eettafel om aan te werken. Vooral in regio’s waar veel mensen thuis (gaan) werken is in potentie meer behoefte aan een geschikte werkplek buiten de muren van kantoor: Amsterdam, Utrecht en Den Haag. Vanwege hun gerichtheid op de zakelijke en financiële sector kan in die regio’s ruim 40 procent van alle banen thuis worden uitgevoerd, zo becijferden mijn collega’s vorig jaar.
Het merendeel van de mensen die in de steden werkt, woont daar ook, blijkt uit onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving. Maar onze grootste steden staan niet bekend om hun riante huizen. Vooral de gemeente Amsterdam spant de kroon: hier is 20 procent van alle huizen kleiner dan 50 vierkante meter. Landelijk geldt dit voor zo’n 6 procent van de huizen. Dat kan dus letterlijk gaan knellen.
Om full- en parttime thuiswerkers een geschikte woonwerkplek te bieden in de stad (anders dan het koffietentje of die collectieve werkplek om de hoek), is een heroverweging nodig van het type huizen dat de komende jaren binnen de grenzen van de stad moet verrijzen. Ook om een versnelde trek van deze groepen uit de stad te voorkomen.
De laatste jaren was opnieuw Amsterdam klein-bouwen-kampioen: in 2018 waren vier op de tien nieuwbouwhuizen kleiner dan 50 vierkante meter. Kleinere huizen zijn betaalbaarder. Maar sluiten ze ook aan bij de woonwensen van al die thuiswerkers?
De uitdaging voor de komende jaren is dan ook om in het streven naar een zo compact mogelijke stad huizen te bouwen die ook geschikt zijn als werkplek, met het oog op de waarschijnlijk blijvende veranderende woningbehoefte van al die stedelijke thuiswerkers.”
Eerder verschenen bij RTL Nieuws – Opinie.